
301 Banking as robbery: aanvulling op Bollen, geld en banken
Vorige week schreef ik over het boek van Thomas Bollen over ons geldstelsel en de rol van banken. Ik ben in mijn recensie niet uitgebreid ingegaan op het inhoudelijke deel. Omdat het dan veel te lang wordt, omdat dat elders al vaker aan de orde is geweest, omdat ik dan niet toekom aan de specifieke bijdrage van Bollen zelf. Want Bollen vat vooral samen wat er de afgelopen zeg 10 jaar al gebeurd en besproken is. Toch denk ik nu, achteraf, dat dat uitgebreider mag zijn, omdat geld nu eenmaal een ingewikkeld en abstract begrip is en te veel mensen zich niet realiseren wat het voor hun dagelijkse praktijk betekent. Wat is een bank, hoe werkt geld, waarom is dat een probleem, voor wie met name, waarom de oplossing waarschijnlijk nooit zal worden ingevoerd, dat soort dingen Een primer on banking as a means of robbery.
Banking as a means of robbery?
Een beknopte primer: wat is een bank, hoe werkt geld, waarom is dat een probleem — en voor wie
1. Wat is een bank — in één zin
Een bank is geen neutrale opslagplaats van andermans geld; het is een financiële onderneming die schulden en vorderingen schept, renteverschillen exploiteert en zo (indirect) geld creëert en verdeelt. Dus je geld zit niet in een digitale sok, het ligt niet in een kluis, het is nergens en toch wordt er volop mee ‘gewerkt’ zonder dat jij dat wilt, en wil je het opvragen dan is het er niet (althans als te veel mensen dat tegelijk zouden gaan doen, en zo werkt het als het fout dreigt te gaan).
2. Hoe werkt geld — de korte technische kern
- Chartaal vs. giraal: chartaal = contant (biljetten en munten) uitgegeven door de centrale bank; giraal = boekhoudkundig geld op rekeningen, waarmee het overgrote deel van transacties gebeurt.
- Geld ontstaat grotendeels via leningen: wanneer een commerciële bank een lening verstrekt, boekt zij een debet (de rekening van de lener) en een credit (de schuld van de lener). Die nieuwe rekening ís nieuw geld. Dit heet endogene geldcreatie.
- Reservebeleid is niet de hele uitleg: banken houden niet voor elke uitstaande rekening contanten achter; centrales stellen normatieve eisen (kapitaalratio’s, liquiditeitsbuffers) maar de dagelijkse geldstroom wordt gedreven door kredietverlening en betalingsverkeer.
- Het systeem vormt zich als een keten: bedrijfsleningen → betaalstroom → deposito’s bij andere banken → interbancaire schulden → centrale bank als laatste redder in crisis.
3. Waarom dát een probleem kan zijn (systeemlogica)
- 1. Concentratie van macht: wie het grootste deel van betaal- en kredietcapaciteit bezit, bepaalt welke projecten financiering krijgen. Dat creëert prioriteitsvervorming: winst boven publieke waarde.
- 2. Extractie via rente en fees: banken verdienen primair aan het verschil tussen wat ze betalen (spaarrente) en wat ze vragen (kredietrente), plus commissies — veel van dat rendement vloeit naar kapitaalhouders, niet naar de reële economie.
- 3. Privatisering van winst, socialisering van risico: bij crises worden verliezen vaak afgewenteld op de samenleving (bailouts, monetaire versoepeling), terwijl winsten privé blijven.
- 4. Instabiliteit door schuldbuild-up: omdat geld ontstaat via leningen, creëert groei van de geldhoeveelheid vaak een corresponderende schuldenberg; dat maakt het systeem fragiel en pro‑cyclisch.
- 5. Onzichtbaarheid en jargon: technische taal, ingewikkelde producten en gereguleerde toegang houden het debat buiten het zicht van burgers en kiezers.
- 6. Distributieve effecten: krediettoegang is selectief (collateral, netwerk, reputatie) — wie al kapitaal heeft krijgt makkelijker meer kapitaal; ongelijkheid versterkt.
En voeg ik daar nog aan toe: geld als betaalmiddel is een publieke functie, je kunt het vergelijken met wegen en bruggen, met water, met energie. Als het geldsysteem even niet functioneert dan ligt het land plat en als het langer duurt dan breekt de pleuris uit, grote paniek, geen grapjes. Nu zijn we voor deze publieke infrastructuur afhankelijk van commerciële banken die nauwelijks met elkaar concurreren, we zitten in de tang van de banken. We moeten er sowieso voor zorgen dat betalen mogelijk is en blijft ook als banken om wat voor reden dan ook uitvallen, we moeten een plan B hebben, net zoals je een reserve-accu moet hebben voor als de stroom uitvalt. Verder heb je een veilige spaarfunctie nodig, daar heb je recht op, het is jouw geld en jij mag bepalen of daar iets risicovols en/of onduurzaams mee gebeurt, en die mogelijkheid hebben we nu niet: jouw spaargeld wordt in veelvoud risicovol en onduurzaam gebruikt, of je dat nu wilt of niet. Banken verdwijnen niet, integendeel, maar er komen alternatieven waar ze mee zullen moeten concurreren (meer betaalgemak, meer risico maar ook hogere opbrengsten etc). Dat banken dit niet willen is een no-brainer: dat gaat meer moeite kosten en minder geld in het laatje brengen.
4. Voor wie is het rendabel?
- A. Banken en aandeelhouders: directe rente- en fee-inkomsten, plus kapitaalgroei.
- B. Financiële elites en topmanagers: bonussen, opties, posities in toezicht/adviesraden.
- C. Grotere bedrijven en vastgoedinvesteerders: preferentiele krediettoegang en hefboom.
- D. Services die rond finance ontstaan: accountants, juristen, consultants, rating agencies.
Kortom: de hogere lagen van de economie en de kapitaalhouders profiteren relatief het meest; huishoudens en kleinschalige ondernemers dragen vaak de lasten.
5. Waarom hervormingen meestal stranden
Hervormen van het geld- en banksysteem stuit op een combinatie van mechanismen die verandering effectief blokkeren:
5.1 Institutionele belangen en toegang
- Netwerken: bankiers zitten aan dezelfde tafels als toezichthouders en politici (congressen, diners). Toegang = agenda-invloed.
- Belangenverstrengeling: kennisstromen, commissariaten, en denktanks normaliseren het banknarratief.
5.2 Framing en informatieasymmetrie
- Complex jargon: houdt burgers en politici op afstand; discussie verschuift naar “experts only”.
- Frame control: alternatieven worden ge- framed als “riskant”, “onpraktisch” of “gevaarlijk voor stabiliteit”.
5.3 Politieke kosten en short‑term incentives
- Politici werken met korte electorale horizon: risico’s vermijden is aantrekkelijker dan grote structurele hervormingen.
- ‘No visible immediate benefit’ voor brede kiezers maakt ingrijpen onpopulair of onzichtbaar beloonbaar.
5.4 Economische en internationale constraint
- Een land kan niet zomaar afwijken zonder kapitaalvlucht, wisselrisico’s en handelsfricties. Internationale instellingen (BIS, IMF) en markten werken status‑quo‑bevorderend.
5.5 Path‑dependence en infrastructuur
- Betaalnetwerken, ICT‑systemen, juridische kaders en contracten zijn langdurig en kostbaar om te vervangen. Migratie naar alternatieven is duur en risicovol.
5.6 De ‘soft’ mechanismen
- Geleidelijke normalisatie: kleine vertragingen, aanpassingen en ‘commissie-onderzoeken’ vangen bewegingen af.
- Psychologie van functionarissen: carrièrezorg, conformiteit, en verliesaversie voorkomen radicale keuzes.
6. Wat heb je aan die analyse? (practische consequenties)
- Zien is begrijpen: eerst demystificatie — burgers moeten weten dat geld voor een groot deel privé wordt gecreëerd.
- Strategische hervorming vereist coalities: technocratisch één-richtingsbeleid lukt niet; je hebt brede coalities in politiek, academie, media en lokale praktijken nodig.
- Tactisch leren van lobby’s: effectieve beïnvloeding bestaat uit relaties, frames, herhaling en institutionele aanwezigheid — dat kun je spiegelen door hervormers.
- Kleine wins zijn realistisch: denk aan publieke accounts voor basisgeld (CBDC-vormen), striktere regulering van rentemarges, transparantie- en anti‑capture maatregelen.
7. Alternatieven (kort)
- Publiek geld (CBDC): centrale bankrekening voor burgers — verliest commerciële banken een deel van geldscheppingsfunctie, maar riskeert politieke controle en tech‑oplossingen.
- Coöperatieve/community currencies: lokaal nut, beperkt schaalbaar.
- Strengere scheiding/structuur: ringfencing, beperking van commerciële activiteiten, openbare kredietvoorzieningen.
- Regulering op rente, fees, en leverage: rem op extractie.
Elk alternatief heeft trade‑offs. Niemand is een magische quick‑fix.
8. Een verantwoorde maar bittere slotreflectie
De systemische realiteit is cru: geldcreatie door commerciële banken is technisch en juridisch ingebed; het creëert prikkels die private winst boven publieke doelen plaatsen. Dat doet het niet altijd met kwaadaardige intentie — vaak gebeurt het via instituties, beloningsmechanismen en netwerklogica. Maar het effect is hetzelfde: onevenredige verdeling van welvaart en risico. Daarom is het gerechtvaardigd om te spreken van extractie — soms van roof — als moreel oordeel over de uitkomsten, niet noodzakelijk over individuele intenties.
Aanbevolen leeslijst (kort)
- Thomas Bollen — Geld genoeg, maar niet voor jou (2024) — journalistieke reconstructie.
- Steve Keen — Debunking Economics — kritiek op neoklassieke modelbouw.
- Carlijn Kingma — Het waterwerk van ons geld — alternatief perspectief op publiek geld.
- (Jouw eigen stukken) Rudymentair / Blokjes & Pijltjes — kritieken en voorbeelden van alternatieven.