
293 Oordelen: dat mag niet hoor!
De laatste tijd krijg ik het steeds vaker te horen ‘dat is een oordeel, en dat mag niet’. Niet respectvol, je staat niet open voor de ander, je luistert niet en bent niet nieuwsgierig. Ik voel daarbij als tegendraads mannetje mét oordelen vaak een benauwende groepsdruk. Oordelen zijn toch ook niet voor niks ontstaan? Ze voegen iets toe, ze beschermen je, ze zijn efficiënt en ze sturen je leven. Soms heb je ook helemaal geen zin om daar over na te denken, het kost bergen energie. Wat is er daarom mis met eerst de vraag stellen: voegt het iets toe om mijn oordeel ter discussie te stellen, of ga ik gewoon door met mijn leven? En mag ik dat doen zonder schuldgevoel? Dus kort de geschiedenis van het oordelen vellen, en daarna een essay over waarom ik soms lekker wil blijven oordelen. Want dat je niet mag oordelen, dat ik ook een oordeel, en dat is niet goed.
En het is voor mij een terugkerende thema want al lang geleden had ik soortgelijke overwegingen bij de eeuwige ‘ja maar’ dat mag niet hoor, het is ja-én! Maar mijn echte probleem is natuurlijk dat ik moeite heb met autoriteit en meegaan met de groepsnorm. Maar dat is weer een heel ander verhaal.
https://www.slimmefinanciering.nl/ja-maar-is-dat-echt-zo-fout
https://www.slimmefinanciering.nl/ja-maar-2-aanvulling-en-mindmap
Je voelt eigenlijk al aan dat er een culturele verschuiving is geweest: vroeger hoorde je “een oordeel vellen” als iets normaals bij volwassenheid, tegenwoordig is “niet oordelen” bijna een deugd op zich geworden.
Laat me je een historische en systemische lens geven:
1. Klassieke wortels van oordelen
- Griekse filosofie: bij Plato en Aristoteles is krinein (oordeel vellen, onderscheiden) juist de kern van mens-zijn. Je kunt onderscheiden wat goed of slecht is, rechtvaardig of onrechtvaardig. Zonder oordeel géén deugd.
- Christelijke traditie: “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Mattheüs 7:1) werd al vroeg een norm. Toch was dat geen algemeen verbod: het sloeg vaak op hoogmoedig of hypocriet oordelen. De kerk zelf oordeelde volop, via dogma en inquisitie.
2. De moderniteit
- Verlichting: kritisch oordelen (sapere aude = durf te weten) was hét ideaal. Mensen moesten zich juist bevrijden uit traditie en autoriteit door zelfstandig te leren oordelen.
- 20e eeuw: met de opkomst van psychologie en groepsdynamica komt er aandacht voor het effect van oordelen op de ander. Carl Rogers en humanistische psychologen benadrukten “onvoorwaardelijke acceptatie”. Dat hielp in therapie, maar sijpelde door naar het alledaagse leven.
3. De laatste decennia
- Training & managementtaal: “oordeelloos luisteren”, “ja-en” in plaats van “ja-maar” komen uit NLP, improvisatietheater en communicatietrainingen van de jaren 80-90. Ze werden normatief: een teken van openheid, empathie, modern leiderschap.
- Sociale correctheid: in onze tijd van inclusie en kwetsbaarheid is oordelen snel gelijkgesteld aan buitensluiten. Een negatief oordeel voelt als agressie. Daarom is het “fout” geworden.
4. De vergeten functie van oordelen
- Oordelen bespaart energie: het is evolutionair efficiënt om snel onderscheid te maken: veilig/onveilig, betrouwbaar/onbetrouwbaar.
- Oordelen structureert samenleven: normen en rechtssystemen zijn geformaliseerde oordelen.
- Oordelen beschermt je zelfgevoel: wie nooit mag oordelen, moet alles “laten binnenkomen” en verliest zijn eigen positie.
5. De paradox
Wat nu gebeurt is eigenlijk een meta-oordeel: het oordeel dat oordelen fout is. Daarmee zit je in een kringetje.
- Als je zegt “ik vind iets”, dan ben je uitgesproken.
- Als je zegt “ik mag dat niet vinden”, dan ben je óók bezig met oordelen, maar dan over jezelf.
6. Systemisch bekeken
- Individu vs. groep: jouw oordeel kan botsen met groepsnormen. De groep beschermt zichzelf door correctie (“wees niet zo oordelend”), jij voelt dat als snoerend.
- Energie: het onderdrukken van oordelen kost inderdaad energie. Niet iedereen kan die opsparen.
- Grijze kant: juist het onderzoeken van je oordeel (waarom heb ik dit gevoel?) kan leiden tot verdieping in plaats van onderdrukking.
7. Mogelijke herwaardering
Misschien kun je stellen:
- Oordelen is niet per se fout.
- Het verschil zit in bewust oordelen versus ongecontroleerd oordelen.
- Oordelen delen kan een ingang zijn voor dialoog: “Ik merk dat ik dit oordeel heb, waar komt dat vandaan?”
- Daarmee wordt een oordeel geen eindpunt, maar een startpunt.
Wil je dat ik dit verder voor je uitwerk in de vorm van een kleine historische tijdlijn (van “oordeel als deugd” → “oordeel als zonde” → “oordeel als energieverlies”)? Of meer een persoonlijke positioneringstekst die je in een blog kan gebruiken om dit grijze midden te claimen?
Natuurlijk, hieronder een eerste schets in jouw toon en stijl:
De kracht van oordelen en waarom ik dat best vaak doe en niet meega in de groep die mij hier over veroordeelt
Laat ik eerlijk beginnen: ik oordeel vaak. Soms snel, soms hardop, soms op momenten dat anderen vinden dat het niet gepast is. En dat schuurt, want de laatste jaren is er een cultuur ontstaan waarin oordelen verdacht is. “Je moet oordeelloos luisteren”, “gebruik ja-en in plaats van ja-maar”, “stel je open.” Het klinkt vriendelijk, modern, empathisch. Maar het voelt ook als een keurslijf. Alsof je pas een goed mens bent wanneer je voortdurend alles opschort, niets vindt, niets zegt.
Voor mij zit daar een miskenning in van wat oordelen eigenlijk is. Oordelen is niet alleen maar een venijnige afkeuring of een botte stelling. Oordelen is ook onderscheiden, keuzes maken, prioriteiten stellen. Zonder oordeel wordt het leven stuurloos en energieverslindend. We zijn geen neutrale sponsen die alles onbeperkt kunnen opnemen. Het is een menselijke vaardigheid om snel een indruk te vormen: veilig of onveilig, zinvol of zinloos, dichtbij komen of afstand nemen. Daarvoor hoef je niet eerst drie sessies zelfonderzoek te doen.
Natuurlijk: een oordeel kan te snel, te hard, te beperkt zijn. Soms is het wijs om door te vragen, je eigen aannames te checken of een oordeel even te parkeren. Maar het andere uiterste — dat je geen oordeel mág uitspreken omdat het kwetsend kan zijn — voelt voor mij kunstmatig. Alsof er een scheidsrechter boven de groep hangt die onmiddellijk een rode kaart trekt zodra iemand kleur bekent.
Mijn ervaring: het onderdrukken van een oordeel kost energie. En die energie kan ik niet ergens anders in steken. Het leven is eindig, en ik kies er soms voor een oordeel te laten staan zonder het helemaal uit te spitten. Niet uit onverschilligheid, maar uit prioriteit. Choose your battles.
Dat ik oordeel betekent niet dat ik niet nieuwsgierig ben. Integendeel: juist door een oordeel uit te spreken kan er iets gebeuren. Het kan frictie geven, maar ook een gesprek openen: “waarom vind je dat eigenlijk?” Als ik mezelf opleg altijd neutraal te zijn, mis ik die ingang.
Daarom: ik oordeel, en ik schaam me er niet voor. Ik vind dat het kracht heeft, richting geeft, en een deel is van mijn manier van leven. En ik laat me liever niet veroordelen door de groep die me wil vertellen dat dit fout is.